Groenbemesters zijn planten die je na hun groei en bloei in de grond verwerkt, waar ze heel waardevol zijn. Ze zijn goed voor het bodemleven en de structuur van de grond, en brengen extra voeding in de grond. Ook zorgen ze er in de kale maanden voor dat je grond bedekt blijft, waardoor er bijvoorbeeld geen voedingsstoffen uitspoelen en de grond ruller blijft (= beter geschikt voor zaaien of planten).
Het zijn dus ideale planten voor in je moestuin! En een mooi bijkomend voordeel is dat deze groenbemesters ook nog eens vlinders en andere insecten aantrekken. Dat is ook goed voor je groentetuin. Kies bijvoorbeeld twee soorten uit deze lijst, je hebt ze niet allemaal tegelijk nodig (al heb je er niet snel te veel van). Dan kun je volgend jaar afwisselen en nieuwe soorten proberen.
De groenbemesters zaai je op het moment dat je moestuin kaal wordt. Sommige kun je al goed gebruiken nadat je vroege voorjaarsgroenten hebt geoogst, en er geen andere gewassen voor op de plek neerzet.
1. Winterrogge
Winterrogge is een groenbemester die we bijna elk jaar wel gebruiken. Je kunt het zaaien van half oktober tot begin november, waarna je moestuin een groen tapijtje krijgt. Het is beter om winterrogge (en klaver) in het voorjaar oppervlakkig onder te spitten. Andere groenbemesters kun je nadat ze zijn afgestorven in stukken knippen en verdelen over de tuin (met hierover een laagje compost).
2. Gele mosterd
Deze plant sterft af in de herfst (na de eerste nachtvorst), waarna je hem in stukjes kunt knippen en op de grond kunt laten liggen. De plantenresten verteren vanzelf, in het voorjaar is het meeste al verteerd. Gele mosterd is erg goed voor de bodemstructuur.
3. Lupinen
Behalve dat lupinen prachtige bloemen zijn, brengen ze ook stikstof in de grond. En stikstof is een belangrijke meststof voor planten. Omdat lupinen geen ziektes in de grond brengen, is dit een ideale plant voor je moestuin.
4. Boekweit
Boekweit ken je misschien wel als een ouderwetse graansoort. Deze planten worden erg lang, wat een leuke afwisseling kan opleveren. Je zaait boekweit in het voorjaar of de zomer.
5. Luzerne
Ook luzerne is een vlinderbloemige, de bloemen lijken op klavers. Het zijn trosjes met heel kleine bloemen. Deze groenbemester hebben we zelf nooit gebruikt, maar we lezen er enthousiaste reacties over.
6. Rode en witte klaver
Rode en witte klaver zijn net als lupinen vlinderbloemigen, en leveren de grond ook stikstof op.
7. Phacelia
Phacelia, met mooie blauwe bloemen, trekt veel insecten aan. De plant wordt ook wel bijenvoer genoemd. Deze zaai je uiterlijk in juni, de plant bloeit een week of 5, 6 later.
8. Afrikaantjes
Afrikaantjes ontsmetten de grond, als ze drie maanden in bloei hebben gestaan. Ze bevatten een stofje dat aaltjes laat doodgaan. Na de bloei worden de planten onder de grond gewerkt, om daar de structuur en het bodemleven verder te verbeteren.
Laat de bodem met rust
Je wil de bodem van je tuin zoveel mogelijk met rust laten. Insectjes hebben hun eigen gangen, schimmels hun draden – kortom: er is een uitgebreid bodemleven dat je gemakkelijk kunt verstoren. Tegenwoordig spitten daarom steeds minder mensen hun tuin om. Daarom moet je de meeste groenbemesters niet te diep onderspitten, maar juist oppervlakkig. Winterrogge moet iets dieper, omdat die niet afsterft door de vorst. Als je die niet diep genoeg onderspit, staat hij in mei 2 meter hoog.
Nog een voordeel van het niet te diep onderspitten van je groenbemesters: jonge planten die je daarna zaait, hebben gelijk wat aan de voeding. Onder andere de stikstof zit dan niet te diep in de grond.
Februari of maart: de moestuin voorbereiden
In februari of maart haal je de laatste groenten uit je moestuin, om de grond weer voor te bereiden op het nieuwe seizoen. Eerst knip je de groenbemester fijn, en verdeel je hem goed over de tuin. In maart werk je biologische mest samen met de resten van de groenbemester door de grond. Hier overheen strooi je een laagje compost. Qua verhouding: ongeveer een kuub compost voor 75 vierkante meter moestuin. Compost kun je gewoon op de grond strooien, dat zakt vanzelf in de grond.