Zaden van (wilde) heide kunnen tot wel zestig jaar lang kiemkrachtig blijven in de grond. Dat betekent dat de zaden nog weer kunnen ontkiemen en uitlopen tot een plant. Ook als ze zo oud zijn. Dat is de reden dat heidegebieden soms worden afgeplagd (afgegraven) en dat er bomen worden gekapt. Zo komt er licht voor jonge heide.
De humuslaag weghalen
Stel er is een boos waar dennen staan, maar ooit heeft er heide gegroeid. Als je dan de bovenste laag, de humuslaag, weghaalt, tot bijna het gele zand, komt er opnieuw heide op. Dat heet afplaggen. De heidezaden hebben jarenlang in de grond gezeten, maar de omstandigheden zijn dan zo veranderd dat ze gunstig genoeg zijn voor de zaden om te ontkiemen.
Grazende schapen
Heide blijft goed in stand als het wordt begraasd door een schaapskudde. Als het niet gesnoeid wordt, wordt heide heel lang en slap en sterft het uiteindelijk af. Schapen zorgen voor een natuurlijke snoei. Daarnaast is het belangrijk dat jonge dennen worden afgegraasd of verwijderd (vaak door vrijwilligers). Opgroeiende bomen kunnen de heide namelijk verstikken.
Ook te veel grassen zorgen voor verstikking van heide. Door het afplaggen raakt de grond erg verschraald. Er keren dan minder grassen terug, terwijl heide juist houdt van schrale grond.
Bomen kappen voor biodiversiteit
Mensen worden weleens boos als bomen worden gekapt in een heidegebied. Dat lijkt soms inderdaad zonde, maar bedenk dat het juist goed is voor de biodiversiteit. Een heidelandschap is een huis voor specifieke insecten en reptielen die niet vaak in andere landschappen leven. Nog een voorbeeld: korhoenders leven van heidezaden, maar die zijn er bijna niet meer (deels door de vele natuurlijke vijanden). Ook levert het een mooie afwisseling op met andere landschappen.